Hoe het ooit begon...

Op een dag stapte Lotte, de moeder van Pip en Teun, naar binnen bij Esther. Zij wilde Teun beter kunnen uitleggen waarom hij soms zulke nare behandelingen moest ondergaan. Maar hoe vertel je een kind over zo’n moeilijke ziekte, als je er zelf lang over hebt gedaan om al die medische termen te snappen? Als je zoveel liefde voor je kinderen voelt, dat de gedachte aan hun ziekte je soms de keel dichtsnoert? Samen zochten we naar de woorden, en toen we die langzamerhand vonden, kwam Christine op ons pad.

Samenwerking

We wisten nog niet wat we wilden maken. We hadden geen idee hoe het eruit ging zien. We wisten alleen dat dit verhaal verteld moest worden en dat wij dat met z’n drieën gingen doen. In de maanden die volgden, kregen de woorden hun rijm en ritme. Er vloeiden prachtige illustraties uit Christines kwasten en kroontjespennen. Soms leek het alsof we in elkaars hoofd konden kijken, want met iedere bladzijde ontstond het boek dat we alle drie voor ogen hadden. Maar dan nog mooier.

In de hoofdrol: Pip, Teun en de opruimers

Dat boek is er nu eindelijk, met een hoofdrol voor Pip en Teun, maar ook voor de Opruimers, zoals we de medicijnen hebben genoemd die de metabole ziekte CLN2 vertragen. Deze opruimers lopen in een vrolijke optocht door het boek, soms als grote helden, soms verstopt in het kleinste hoekje. Het maakt voor jonge kinderen begrijpelijk hoe dat werkt, zo’n complexe behandeling voor een levensbedreigende ziekte, maar het steunt hen ook in al die emoties die met ziek-zijn gepaard gaan.

Daarmee is het een eerbetoon geworden aan de levenslust van Pip en Teun (en alle andere ernstig zieke kinderen) en aan de veerkracht van Lotte en Richard (en alle andere ouders met een ziek kind).